Inwonersinitiatieven en overheden: Een vruchtbare samenwerking gezocht

Als voorzitter van een autodeelcoöperatie – de grootste in Nederland en de oudste in Den Haag – werk ik regelmatig samen met ambtenaren van de gemeente en de Rijksoverheid. Ondanks dat er op de inhoud van dossiers vaak hetzelfde wordt gedacht, is het niet zeker dat de samenwerking slaagt. Dat is jammer, want juist wanneer overheden en inwonersinitiatieven samen de schouders zetten onder een gezamenlijk doel, volgt een resultaat van dubbele winst.

De landelijke campagne voor autodelen is hiervan een goed voorbeeld. Het is heel tof dat de Rijksoverheid aandacht besteedt aan autodelen. Rationeel gezien is al het stilstaande blik zonde van de openbare ruimte en van de financiële ruimte van huishoudens. Helaas eindigde onze bijdrage aan de campagne toen bleek dat een coöperatie zonder winstoogmerk geen korting kan geven aan instappers. Onze tarieven dekken de kosten, en de tarieven zijn een verdeling van de kosten over alle leden: korting voor de één betekent hogere kosten voor een ander. Enfin, geen korting geven aan instappers paste niet bij de uitgedachte structuur en wat hierover was besproken met de verschillende betrokkenen binnen het departement.

“Voorwaarde voor de participatiesamenleving is dat de overheden en actieve inwoners elkaar goed kennen, waarderen en elkaars mogelijkheden respecteren.”

Koning Willem Alexander benoemde de behoefte aan samenwerking tussen overheid, semioverheid en inwoners in de Troonrede van 2013. Hij introduceerde de term “participatiesamenleving”. De regering constateerde toen dat de toenmalige regelingen voor met name sociale zekerheid en langdurige zorg onhoudbaar waren geworden. Financieel, en zeker ook sociaal omdat mensen hun eigen keuzes willen maken, hun eigen leven inrichten en voor elkaar kunnen zorgen. Een participatiesamenleving zou kunnen voorzien in de sociale veerkracht die cruciaal zou zijn in moeilijke tijden. Voorwaarde voor de participatiesamenleving is dat de overheden en actieve inwoners elkaar goed kennen, waarderen en elkaars mogelijkheden respecteren.

Steven Blok onderzocht voor zijn proefschrift aan de Erasmus Universiteit de omgang van overheden met initiatieven van inwoners, meestal verenigd in collectieven. Hij geeft voorbeelden en structureert die in een aantal pijnpunten in de samenwerking tussen inwonersinitiatieven en overheden. Deze parafraseer en interpreteer ik hieronder.

Blok constateert dat ambtenaren inwonersinitiatieven met de nodige afstandelijkheid en soms zelfs argwaan benaderen. Het lijkt voor te komen uit angst voor het najagen van persoonlijke belangen door inwoners en een gebrek aan inclusiviteit van de initiatieven. Met als resultaat nadruk op controle bij gesubsidieerde initiatieven. Logischerwijs ervaren inwoners die houding niet als een warme uitnodiging tot samenwerking. Met een beetje pech beleven inwoners de houding van ambtenaren zelfs als hypocriet, bijvoorbeeld omdat overheden bedrijven wél langdurige financiering bieden terwijl inwonersinitiatieven jaarlijks of per project financiering moeten aanvragen.

“Twee niet gelijklopende horloges qua beschikbaarheid en intentie belemmeren vervolgens een vruchtbare samenwerking.”

Een ander veelvoorkomende vergissing van overheden is het organiseren van inspraak zonder helderheid te geven aan inwoners over het vervolg of over de uitkomst. Nog desastreuzer voor een constructieve relatie is een overheid die een inwonersinitiatief opvat als een mogelijkheid om inwoners opdrachten te laten uitvoeren volgens de logica van de overheid. Een specifiek symptoom hiervan is een overheid die het tempo van interne besluitvorming of, erger nog, het inkoopproces leidend laat zijn in de samenwerking met inwoners: twee niet gelijklopende horloges qua beschikbaarheid en intentie belemmeren vervolgens een vruchtbare samenwerking. De constateringen van Blok herkennen wij als Bruggenbouwers uit ons eigen onderzoek. De waarden van overheden en die van inwoners komen niet meer overeen. Waar overheden vasthouden aan financiële sturing en controle, zijn postmateriële behoeften als vrijheid belangrijk voor inwoners. Daarnaast is de verbinding, de connectie, tussen overheden en inwoners achteruitgegaan.

Graag eindig ik met enkele van de suggesties van Blok voor verbetering van de relatie tussen overheden en inwoners. Zijn suggesties lijken simpel en voor de hand liggend. Overheden die de eigenheid van inwonersinitiatieven erkennen, expliciet waardering tonen voor de drive en de nagestreefde waarden, winnen het vertrouwen van actieve inwoners. En actieve inwoners vormen het fundament van de participatiesamenleving. Concreet zouden overheden een veelheid aan instrumenten moeten inzetten, bij voorkeur regelarm, meerjarig en aanpasbaar aan de specifieke context. Subsidies zijn er om steun te bieden aan wat een gemeenschap als waardevol ervaart en wat past bij het initiatief. Hierop voortbouwend zou een overheidsorganisatie samen met actieve inwoners een nieuwe ‘speelruimte’ moeten ontwikkelen. Speelruimte die met spelregels zowel het collectieve belang bedient dat de overheid moet waarborgen als de belangen van de betrokken inwoners. Helemaal ideaal is de situatie waarin bredere netwerken ontstaan waarin de inwonersinitiatieven zichzelf organiseren en de overheid op afstand steun biedt, ook financieel. Een overheid die langs deze lijnen vertrouwen biedt zal van en via inwonersinitiatieven waardering ontvangen.

Overheden zullen daarom zelf, intern en extern stappen moeten zetten om weer op één lijn te komen met inwoners. En ook voor ambtenaren geldt: (samen-)werken hou je alleen vol als er voor jezelf iets in zit. In dit geval waardering en resultaat.

Geschreven door Ernst Steigenga

Deze blogpost maakt gebruik van de volgende bronnen: